De naam Titicaca klinkt iedereen bekend in de oren, en dat is omdat het de naam is van het hoogst bevaarbare meer ter wereld is. Dat het hoog ligt, hebben we gevoeld.Wij kwamen aan in Lima, en gingen telkens wat hoger, om uiteindelijk aan het Titicacameer te komen dat op 3.812m ligt. Dries huppelde zonder veel moeite de incatratrappen op, of de steile straten, maar bij mij ging het een heel stuk moeizamer, echt als een omaatje dat na iedere 10 stappen moet uitrusten. Alleen al daarvoor krijgen de inca´s mijn respect.
In het midden van het titicameer loopt de grens Peru-Bolivia. In Peru noemen ze hun deel ¨titi¨, en het Boliviaanse gedeelte ¨caca¨, in Bolivia wordt het mopje omgekeerd verteld. Wat een grapjasjes toch.
 |
"Wat eens van ons was
zal op een dag weer het onze zijn" | |
| |
|
|
Bolivia heeft geen zee. Het grappige is dat ze toch een zeemacht hebben. Bij gebrek aan zee oefent de marine dus op het titicameer. Waarom hebben ze dan toch een marine? Wel, tot 1884 had Bolivia een redelijk groot grondgebied dat grensde aan de zee, maar als een gevolg van een oorlog met Chili (de Guerra del Pacífico) zijn ze hun toegang tot de zee verloren. Vanuit de overtuiging dat ze ¨hun¨ zee ooit wel nog terug zullen krijgen, blijft hun marine dus actief. Wat een keikopjes toch. In dat opzicht lijkt de Boliviaanse geschiedenis wel op de onze door het voortdurend verliezen van territorium aan de buurlanden. Met dat verschil dat het in Bolivia vooral na de onafhankelijkheid gebeurde. En dat wij lekker wel een zee hebben.

De marine en de toeristen zijn niet de enige wezens die ronddobberen op het meer. Er zijn 41 eilanden, waarop de bevolkingsgroep ¨Uros¨ leven. Eén van die eilandengroep heet de ¨islas flotantes¨, de drijvende eilanden. We hebben die als een modeltoerist bezocht, en inderdaad: ze drijven. De Uros leven per familie op een mini drijvend eilandje. Voor ons moeilijk voor te stellen dat die dat na al die eeuwen nog volhouden. Zo´n eiland drijft omdat het gemaakt is van blokken riet, die gewoonweg vanzelf blijven drijven. De eilanden drijven wel, maar bewegen niet, omdat ze onder het water vasthangen via allerlei touwen, die diep genoeg hangen waardoor de boten er niet in verstrikt geraken. Dat riet is verder nog belangrijk omdat de Uros alles, maar dan ook alles, uit riet maken: hun huizen, hun boten, hun schooltje, de souvenirs voor toeristen, enz.
De reden waarom deze mensen in het titicacameer leven, zo ver van alles en zo dicht op elkaar, is niet echt duidelijk. Langs de ene kant heb je de verklaring dat deze bevolkingsgroep een rustige woonplaats zocht ver van de soms agressieve levenswijze en oorlogstoestanden van de inca´s. Ofwel vonden ze het gewoon praktischer om op het meer te wonen in plaats van er telkens naartoe te gaan om erop te vissen. Hoelang de eilanden nog zullen drijven is maar de vraag, want door de opwarming van de aarde daalt het waterniveau ook hier. Het is de laatste jaren 81cm gezakt en staat nu op het laagste punt sinds de jaren 40.
Wij hebben nog een ander eiland bezocht, Taquile, en dat was al twee uur met de boot van de islas flotantes. Het meer voelt meer aan als een zee, en zo ziet het er vaak ook uit vanaf het vaste land. Taquile is een geïsoleerde plek waar het leven nog net als eeuwen geleden verloopt. Je kan er pre-Inca terrassenakkers en ruines zien.
Uiteindelijk hebben we dan Peru verlaten via het titicacameer, om in Bolivia in Copacabana aan te komen. De grensovergang was bijzonder chaotisch met ellenlange files, handelaars, toeristen die uit de bus moesten om te voet eerst in Peru naar politie en de immigratiedienst, en dan naar de immigratiedienst in Bolivia te gaan, en dan moest je nog eens je bus terugvinden in al dat gewoel. In Copacabana hadden we graag nog een ander eiland in het meer bezocht (naar het schijnt het mooiste), maar in Copacabana heb je geen geldautomaten. Dat beseften we te laat en dus moesten we wel uit geldgebrek wat vroeger naar La Paz.
Maar toch was er meer te zien in Copacabana dan die Isla del Sol (Daar waar volgens de Inca´s de zon geboren is. En waar het vol inca-ruines staat. En waar ik dus zeker naartoe wil). Voor de Bolivianen en Peruanen is Copacabana een soort bedervaartsoord. Op het plein tegenover de kerk wil iedereen zijn auto, taxi, of busje zetten om die eerst te versieren met allerlei kleurrijke en feestelijke decoraties, waarna ze hun bolide laten zegenen door de pastoor. Of eventueel een non, als die er niet is. Het is een feestelijke gebeurtenis, de mensen stralen bij de zegening en er worden foto´s getrokken als ze een fototoestel hebben. Ook worden er klakbommetjes (in het oost-vlaams blijkbaar "strijkers") gesmeten, waardoor je je soms even in Valencia voelt tijdens de fallas als je niet goed oplet. Over opletten gesproken trouwens, even dit terzijde: als je wandelt is het beter om niet te veel rond te kijken want als je blik te lang bij iets blijft hangen dat struikel je (en met ¨je¨bedoel ik natuurlijk Kim) gegarandeerd over niet al te plat geasfalteerde voetpaden. Verder gaan de mensen ook naar van de kerk om kaarsjes te branden, en met de was van hun kaarsje boetseren ze dan wat ze wensen, om dat figuurtje dan op de muur te plakken.

Behalve voor de zegening van hun auto´s komt men ook naar Copacabana om gelijk welk soort geluk af te dingen. Er zijn kraampjes met die papier marché versieringen voor op de auto´s, maar ook met speelgoedauto´s, speelgoedhuisjes, foetusllama´s, papier geld, enz. Je koopt dus datgene in het klein van wat je het volgende jaar graag zou willen bekomen. En die foetusllama´s is volgens mij iets dat in het algemeen geluk brengt, want llama´s hebben sinds de inca´s een nogal heilige status. (Dries proefde het gastronomische aspect, en het beviel hem.) Met die dingetjes gaan ze dan de heuvel op, door de inca-treden te beklimmen, wat dus betekende dat Dries alweer op zn dode gemak en sneller de top bereikte dan ik. En terwijl je naar boven klimt zitten er handelaars eten te verkopen, of miniatuurdingetjes, en zitten er ook mensen die de toekomst voorspellen via zilverpapier dat je in kokend water moet smijten, of via cocabladeren, of via koffiedik of via parkieten die een briefje trekken. Er zijn ook sjamanen die je miniatuurdingetjes ceremonieel inzegenen. En dan, aan de top, heb je een heel mooi zicht op het titicacameer, maar daarvoor gaan de Bolivianen en Peruvianen natuurlijk niet naar boven. Bovenaan verschijnt dan La Virgen, Maria, en om die aan te raken staan ze in een lange lange reke van ier tot aan de euh trappen. De bedoeling is dan daarna om dat minihuisje, dat miniautootje, dat miniwinkeltje of wat je ook gekocht hebt, een jaar lang weg te steken zodat je dat bekomt.

Ziezo, dit is wat ons het meest opviel en beviel aan het titicacameer. We zullen nu en dan eens over een ander Boliviaans thema vertellen. Dat lijkt ons interessanter dan gewoon onze dagen te beschrijven.
Tot nog eens!