24 augustus 2010

Miss

Een kleine vergelijking tussen de nationale kledij van miss Bolivia en miss België.

1

Het kleed is een moderne interpretatie van de kledij die de Jalq´a vrouwen dragen. Het doek geeft alle verschillende provincies van Bolivia weer met wat typisch is voor de streek.

Het kleed is gemaakt door Arte Mujer Bartolina die al hun kledij inspireren op kledij uit de provincie Chuquisaca met als hoofdstad Sucre. Bartolina is oorspronkelijk ontstaan vanuit een iniatief van vrouwen uit het platteland (zoals de Jalq´a en de Tarrabuqueños) en zo vechten tegen de discriminatie en de armoede.mujeres_jalqa

Het Belgische kleed is ontworpen door Vanket heeft een belgische vlag als sleep en heeft een duidelijke verwijzing naar onze belgische tennishelden…

2

22 augustus 2010

Rariteiten en volontarieteiten

Enkele vreemde Boliviaanse toestanden en wat meer uitleg bij het vrijwilligerswerk dat we doen:


In Bolivia doen ze alles in plastieken zakjes. Hier koop je geen pak melk, maar een zak melk.

Verder doen ze alles wat je op de markt koopt in doorzichtige plastieken zakjes. Als je boter nodig hebt, scheppen ze de hoeveelheid die je wil uit een enorme ton in een zakje. Hetzelfde voor bloem, suiker, kruiden enz. Toen ik mijn eerste brownie maakte had ik maar 60 gram bloem nodig, en aangezien ik geen weegschaal had vroeg ik dus ook maar 60 gram. Maar de vrouwtjes van die kraampjes (het zijn allemaal piepkleine kraampjes dus ze zitten allemaal naast elkaar) hadden veel plezier met de gringo die 60 gram bloem vroeg. Ondertussen hebben die vrouwtjes al door dat ik een vaste klant ben die geregeld iets nodig heeft van hen. Je kan hier trouwens ook varkensvet kopen ipv boter. Misschien was dat het magische ingredient dat ons stoofvlees tot zo'n succes maakte. Ook eieren geven ze in van die doorzichtige zakjes. En dus bestel ik altijd een ei meer dan ik er nodig heb in het geval er eentje onderweg sneuvelt. Kwestie van mijn eigen onhandigheid in te calculeren. (op foto: ons appartement is rechts op die patio).


Een ander vreemd geval: het water kookt hier aan 90 graden. Dat heeft blijkbaar te maken met geografische dingen, als er iemand de correcte verklaring heeft laat maar weten want ik vraag het me toch wel af. Dries zijn uitleg is me toch niet volledig duidelijk, met zijn luchtdruk en energie enzo. Nooit gedacht dat er delen waren in de wereld waar het water niet kookt aan 100 graden. Daarom is het water voor thee ofzo veel minder heet. Over water gesproken, alle douches hebben warm water door zo'n elektrische douchekop die boven je kop hangt. Daarom moet je oppassen als je aan de knop draait, zodat je je niet “snukt”. En, blijkbaar draai je best aan de knop met je rechterhand, want moest je toch een elektrische schok krijgen, dan passeert er niets langs je hart. Dat vertelde onze huisgenoot. Oostenrijkers kunnen dus van nut zijn.


De verkeersregels zijn ook anders. Een van de grappigste dingen is dat er bijna nooit lichten zijn aan kruispunten. Dus is het veel handiger om, in plaats v

an te vertragen, te claxoneren als je een kruispunt nadert. Als voetganger heb je sowieso nooit voorrang, van geen enkel voertuig. Dus het is “opletten geblazen”. Als je dus als voetganger oversteekt zonder goed te kijken, dan zullen de auto's claxoneren en doorrijden in plaats van te stoppen. Dagdromen bij het oversteken is echt gevaarlijk.




Een beetje meer uitleg over het vrijwilligerswerk. Ik werk in Miski Wasi. In het quecha wil dat zeggen: “dulce

hogar”, of “sweet home”. Het is een tehuis voor meisjes tussen 6 en 16. Deze meisjes blijven tijdens de week in Miski Wasi omdat hun ouders niet voor al hun kinderen kunnen zorgen. Er was bijvoorbeeld een meisje die vertelde dat haar vader sinaasappelen verkocht op straat (wat al duidelijk maakt dat zijn inkomsten heel laag zullen zijn), en dat haar moeder stierf bij haar geboorte. Ik begreep snel dat die vader niet alleen kon zorgen voor zijn 4 kinderen. Het gaat hier niet alleen om financiele redenen. Je ziet vaak kinderen van straatverkopers rondhangen rond hun moeder of vader, en die gaan waarschijnlijk niet naar school. Ofwel moeten de kinderen werken om hun familie mee te helpen onderhouden. De meisjes van Miski Wasi gaan allemaal in de namiddag naar school. In de voormiddag doen ze huishoudelijke taken of taken voor school. Daarbij help ik hen. Dries helpt voorlopig om een paar dingen te reparen, zoals een tafel. En hij is ook beter in het helpen met de meisjes met hun wiskundetaken.


In de familie waar we eerst logeerden was er een “empleada”, een dienstmeid. Elke familie die het iet of wat breed heeft, heeft zo iemand in dienst. De grote huizen, voor de “rijken”, zijn daarop voorzien bij het bouwen. Buiten op het koerke is er bijna altijd een kamertje voor de empleada. Dat was dus ook zo bij die familie, dezelfde familie waar Dries 8 jaar geleden een jaar heeft gewoond als AFS'er. Toen we de leeftijd vroegen van het meisje schrokken we. Ze was pas 13. In het begin was ze enorm schuchter, bijna bang van ons. Ze durfde ons niet aankijken. Maar toen ze merkte dat we op een gewone manier met haar omgingen (dus niet haar niet als dienster beschouwden en haar dingen beveelden), bleef ze wel schuchter maar durfde ze al in ons buurt te blijven. Zij woonde daar week in, week uit. In de voormiddag waste ze, poetste ze, kookte ze. In de namiddag ging ze naar school. Dat was de enige reden waarvoor ze het huis verliet. Het verschil tussen de meisje van Miski Wasi kon niet groter zijn. In het tehuis zijn ze vrolijk, enthousiast, ze hebben niets tekort. Het meisje dat dienstmeid was, zou echt openbloeien als ze er zou wonen. Maar helaas, ze moet werken en bij die familie wonen. Soms krijgt ze wel bezoek van haar moeder.


Toen Dries en ik voor de familie gekookt hebben (coq au vin) vroeg ik haar of ze wilde meehelpen voor de brownie. Ze had nog nooit een taart gemaakt zei ze. Het was een succes en toen ik de familie vertelde dat zij de brownie had gemaakt, konden ze hun ogen (en smaakpappillen) niet geloven. Je zag ze glunderen toen ze haar brownie op at (niet aan dezelfde tafel als de familie).


http://www.losviajeros.net/fotos/america/bolivia/Bolivia_0337.jpg


We hebben ook een 2e project gevonden sinds gisteren. Het staat wel nog niet helemaal vast. In het centro de turismo zocht de oprichter nog iemand die talen sprak, vertelde hij. Dus voila, ik zou hem daar soms aflossen. Een paar namiddagen per week in het toeristenbureau de toeristen helpen met hun vragen over Sucre. In dat centro is er ook een zaal met allemaal winkeltjes die de beste producten van Sucre voorstellen. Er is de chocoladewinkel Para Ti, er zijn textielwinkeltjes, de beste juwelier van 't stad, enz. Maar heel dat centrum is pas onlangs opgestart, hun hele promotiecampagne moet nog beginnen. En daar zou Dries bij helpen: brochures maken, posters maken, website doen, enz.


We hebben gemerkt dat zolang je maar babbelt met mensen, er altijd iets in je schoot valt van opportuniteiten, waar je ook naar op zoek bent. Want hier vind je bijvoorbeeld bijna niets terug op het internet van wat er te doen is qua lessen volgen, sport, projecten, enz.


We blijven zoeken naar de perfect manier om ons tijd hier zinvol in te vullen. En natuurlijk houden we jullie op de hoogte.

18 augustus 2010

Jalq'a


De Jalq'a is een etnische groep van ongeveer 26.000 die zich ten noordwesten van Sucre bevindt. Ze leven op een hoogte van 2500 tot 3000m waar de grond niet zeer vruchtbaar is. Net zoals bij de Tarabuqueños (uitgesproken als "Taraboekenjos"), die later besproken zullen worden, is de groep vooral herkenbaar aan de mannelijke klederdracht.

Het hemd van de mannen is wit met een dikke zwarte streep op de mouwen met kleurrijke decoraties aan de uiteinden. De poncho contrasteert sterk met het hemd en is altijd donker met zeer lichte gradaties in kleur die vanop een afstand in elkaar overvloeien. De vrouwen zijn vooral herkenbaar aan de hoeden, een witte "bowler"-hoed en de in het oog springende axsu (letterlijk weefsel, hiernaast te zien op de foto). Jalq'a weefsels zijn bijna uitsluitend zwart en rood. Ze vormen een cluster van verwarrende gehelen van creaturen, reeel en fictief. Deze wezens, ook wel de "khuru" genaamd, behoren tot het de donkere en onderbewuste (droom)wereld van de Ukhu Pacha. Dat landschap, de “ukhu pacha”, is een heilige wereld van dieptes, afgelegen plekken en diffuus licht. Doordat enkel donkere kleuren worden gebruikt en er geen symmetrie is, wordt de pallay nog meer een chaotische,
ongeorganiseerde ruimte, een wereld van de nacht, dood,
dromen, rusteloosheid, angst, bevolkt met het onbekende
en onbestaande. De bevreemdende dieren worden de Khurus genoemd, mythische wezens waarvan ze geloven dat ze verschijnen wanneer iemand zich alleen en in afzondering bevindt. Al van zeer jonge leeftijd worden de kinderen verhalen verteld over de creaturen die de weefsels bevolken en ze zullen ze nog lang angst bezorgen. Er bestaan 3 soorten Khurus:
  • ingebeelde en niet-bestaande
  • bestaande maar onwerkelijk gemaakte (bv.: paarden met overdreven staarten en tongen, vogels met 2 hoofden)
  • bestaande en realistischer weergegeven dieren (leeuwen, apen, condors)

Beesten die voorgesteld worden binnenin grotere stellen
het nageslacht (wawa in Quechua) van de Khuru voor, men gelooft namelijk dat dieren in de onderwereld zich voortdurend voortplanten. Er bestaat geen onderscheidt tussen mannelijke en vrouwelijke beesten. Het lijkt alsof de wezens niet onderworpen zijn aan biologische en fysische wetten. Zo is er geen zwaartekracht en de “wawa's” lijken zelden op de ouder. Een koe kan zwanger zijn van slangen, een vogel met 2 katten, een paard met een hond. Met deze verdraaide, overlappende verschijningen van Khurus en hun wawa's die constant het oog misleiden is het nooit echt duidelijk waar een khuru begint en eindigt, of je naar de achtergrond of de figuur zelf. Het is deze verwarring van constante reproductie die deze weefsels zo speciaal maakt. De wevers zelf beschrijven het als “chaxrusqa kanan tian” – “het moet ongeorganiseerd zijn”. Realistische schepsels worden vaak voorgesteld in de pallays, omringd door hun meer fantasierijke tegenhangers. Dieren uit het alledagse leven van de Jalq'a zoals geiten, lama's, honden, katten, koeien en vogels kunnen teruggevonden worden. Maar zelfs deze voorstellingen kunnen surrealistisch voorgesteld worden. De wevers gebruiken vaak extra lijnen om de contouren van figuren te breken, of tonen beide ogen wanneer de kop duidelijk in zijaanzicht afgebeeld wordt.


De condor is de nationale vogel van Bolivia en symboliseert kracht en vrijheid. In de jalq´a pallay wordt hij meestal al jagend of kleinere vogels etend voorgesteld.







Ook de aap wordt afgebeeld als een “normaal” figuur, meestal gewoven in een gedraaide houding om de flexibiliteit en behendigheid te benadrukken. En met een merkbaar gezwart aangezicht. Apen worden ook veel voorgesteld in de dansen van de Jalq'a, als humorvolle wezens die al lachend de festivalgangers pesten en plagen.




Mensen komen zelden voor en wanneer ze toch voorgesteld worden is het vereenvoudigd, gereduceerd in grootte en in een bevroren, statische houding. Alsof verloren tussen al de beweging en verwarring van de grotere, meer gedetailleerde en angstaanjagende figuren de ze omgeven. Mensen dragen zelden herkenbare kledij die hun afkomst kunnen verraden, in plaats daarvan blijven ze anonieme objecten, die machteloos hun lot ondergaan. Als in een nachtmerrie worden ze soms al rijdend op een lama voorgesteld. Wat in werkelijkheid onmogelijk is want een lama kan niet meer dan 30kg dragen.



Van de onbestaande khurus is de jorobado, of gebochelde, de meest afgebeelde. Het is een wezen met een driehoekige bult op de rug en een andere op het hoofd. Dit dier heeft ook een krullende staart en, met de mond wijd open, toont het vaak zijn tanden (al dan niet zijn lange tong uitstekend) alsof hij aan het grommen of blaffen is.






De griffioen is gelijkaardig aan de jorobado. De griffioen is een gevleugelde 2- of 4-voeter en een net iets kleinere khuru. Heeft een spiraalvormige staart en meestal een net zo spiraalvormige tong, gelijkaardig aan dat van de Jorobado. Soms ook met een verhoogde rug.




De wereld van de “ukhu pacha” en de Jalq'a pallay wordt geregeerd door een figuur die 2 namen draagt. De Saxra en de Supay. In zijn meest figuratieve vorm is de Supay een god, die aspecten van de christelijke duivel (spaanse invloeden) en van de goden van de onderwereld (zoals in andere delen van de Andes) deelt.

Aanwezig in bijna elke asxu en bijna altijd afgebeeld
als een mannelijk figuur is hij tegelijk de tegenstelling en vijand van de vrouwelijke “Pacha Mama”. Godin van het nieuwe leven en de oogs. De Supay wordt voorgesteld als een gehoornde en gevleugelde figuur ofwel met echte vleugels of met armen in de vrom van vleugels. Met meestal een wandelstok als accessoire . Ondanks zijn belangrijkheid is de Supay meestal
een klein wezen in vergelijking met de andere
khurus, soms zijn er zelfs meerdere in 1 axsu. In het verleden, toen in mijnen werken nog geld opleverde en daardoor alomtegenwoordig, lieten mijnwerkers altijd een offer achter van cocabladeren, tabak en chicha (een gegiste maisdrank) voordat ze de mijn ingingen. Men geloofde dat de Supay op zijn gemak moest gesteld worden voordat ze zijn ondergrondse wereld binnengingen, en zo ongeluk te vermijden en hem niet kwaad te maken.


In Potosi, de legendarische zilvermijnen, aanbidden ze nog steeds een vorm van Supay. Maar dat zal voor een andere keer zijn.

Hieronder eern voorbeeld van een volledige axsu. Veel van de hierboven beschreven khuru´s zijn erin terug te vinden. Er bestaan geen 2 gelijke!

11 augustus 2010

Titicaca

De naam Titicaca klinkt iedereen bekend in de oren, en dat is omdat het de naam is van het hoogst bevaarbare meer ter wereld is. Dat het hoog ligt, hebben we gevoeld.Wij kwamen aan in Lima, en gingen telkens wat hoger, om uiteindelijk aan het Titicacameer te komen dat op 3.812m ligt. Dries huppelde zonder veel moeite de incatratrappen op, of de steile straten, maar bij mij ging het een heel stuk moeizamer, echt als een omaatje dat na iedere 10 stappen moet uitrusten. Alleen al daarvoor krijgen de inca´s mijn respect.

In het midden van het titicameer loopt de grens Peru-Bolivia. In Peru noemen ze hun deel ¨titi¨, en het Boliviaanse gedeelte ¨caca¨, in Bolivia wordt het mopje omgekeerd verteld. Wat een grapjasjes toch.

"Wat eens van ons was
zal op een dag weer het onze zijn"



Bolivia heeft geen zee. Het grappige is dat ze toch een zeemacht hebben. Bij gebrek aan zee oefent de marine dus op het titicameer. Waarom hebben ze dan toch een marine? Wel, tot 1884 had Bolivia een redelijk groot grondgebied dat grensde aan de zee, maar als een gevolg van een oorlog met Chili (de Guerra del Pacífico) zijn ze hun toegang tot de zee verloren. Vanuit de overtuiging dat ze ¨hun¨ zee ooit wel nog terug zullen krijgen, blijft hun marine dus actief. Wat een keikopjes toch. In dat opzicht lijkt de Boliviaanse geschiedenis wel op de onze door het  voortdurend verliezen van territorium aan de buurlanden. Met dat verschil dat het in Bolivia vooral na de onafhankelijkheid gebeurde. En dat wij lekker wel een zee hebben.





De marine en de toeristen zijn niet de enige wezens die ronddobberen op het meer. Er zijn 41 eilanden, waarop de bevolkingsgroep ¨Uros¨ leven. Eén van die eilandengroep heet de ¨islas flotantes¨, de drijvende eilanden. We hebben die als een modeltoerist bezocht, en inderdaad: ze drijven. De Uros leven per familie op een mini drijvend eilandje. Voor ons moeilijk voor te stellen dat die dat na al die eeuwen nog volhouden. Zo´n eiland drijft omdat het gemaakt is van blokken riet, die gewoonweg vanzelf blijven drijven. De eilanden drijven wel, maar bewegen niet, omdat ze onder het water vasthangen via allerlei touwen, die diep genoeg hangen waardoor de boten er niet in verstrikt geraken. Dat riet is verder nog belangrijk omdat de Uros alles, maar dan ook alles, uit riet maken: hun huizen, hun boten, hun schooltje, de souvenirs voor toeristen, enz.

De reden waarom deze mensen in het titicacameer leven, zo ver van alles en zo dicht op elkaar, is niet echt duidelijk. Langs de ene kant heb je de verklaring dat deze bevolkingsgroep een rustige woonplaats  zocht ver van de soms agressieve levenswijze en oorlogstoestanden van de inca´s. Ofwel vonden ze het gewoon praktischer om op het meer te wonen in plaats van er telkens naartoe te gaan om erop te vissen. Hoelang de eilanden nog zullen drijven is maar de vraag, want door de opwarming van de aarde daalt het waterniveau ook hier. Het is de laatste jaren 81cm gezakt en staat nu op het laagste punt sinds de jaren 40.

Wij hebben nog een ander eiland bezocht, Taquile, en dat was al twee uur met de boot van de islas flotantes. Het meer voelt meer aan als een zee, en zo ziet het er vaak ook uit vanaf het vaste land. Taquile is een geïsoleerde plek waar  het leven nog net als eeuwen geleden verloopt. Je kan er pre-Inca terrassenakkers en ruines zien.
Uiteindelijk hebben we dan Peru verlaten via het titicacameer, om in Bolivia in Copacabana aan te komen. De grensovergang was bijzonder chaotisch met ellenlange files, handelaars, toeristen die uit de bus moesten om te voet eerst in Peru naar politie en de immigratiedienst, en dan naar de  immigratiedienst in Bolivia te gaan, en dan moest je nog eens je bus terugvinden in al dat gewoel. In Copacabana hadden we graag nog een ander eiland in het meer bezocht (naar het schijnt het mooiste), maar in Copacabana heb je geen geldautomaten. Dat beseften we te laat en dus moesten we wel uit geldgebrek wat vroeger naar La Paz.

Maar toch was er meer te zien in Copacabana dan die Isla del Sol (Daar waar volgens de Inca´s de zon geboren is. En waar het vol inca-ruines staat. En waar ik dus zeker naartoe wil). Voor de Bolivianen en Peruanen is Copacabana een soort bedervaartsoord. Op het plein tegenover de kerk wil iedereen zijn auto, taxi, of busje zetten om die eerst te versieren met allerlei kleurrijke en feestelijke decoraties, waarna ze hun bolide laten zegenen door de pastoor. Of eventueel een non, als die er niet is. Het is een feestelijke gebeurtenis, de mensen stralen bij de zegening en er worden foto´s getrokken als ze een fototoestel hebben. Ook worden er klakbommetjes (in het oost-vlaams blijkbaar "strijkers") gesmeten, waardoor je je soms even in Valencia voelt tijdens de fallas als je niet goed oplet. Over opletten gesproken trouwens, even dit terzijde: als je wandelt is het beter om niet te veel rond te kijken want als je blik te lang bij iets blijft hangen dat struikel je (en met ¨je¨bedoel ik natuurlijk Kim) gegarandeerd over niet al te plat geasfalteerde voetpaden. Verder gaan de mensen ook naar  van de kerk om kaarsjes te branden, en met de was van hun kaarsje boetseren ze dan wat ze wensen, om dat figuurtje dan op de muur te plakken.

Behalve voor de zegening van hun auto´s  komt men ook naar Copacabana om gelijk welk soort geluk af te dingen. Er zijn kraampjes met die papier marché versieringen voor op de auto´s, maar ook met speelgoedauto´s, speelgoedhuisjes, foetusllama´s, papier geld, enz. Je koopt dus datgene in het klein van wat je het volgende jaar graag zou willen bekomen. En die foetusllama´s is volgens mij iets dat in het algemeen geluk brengt, want llama´s hebben sinds de inca´s een nogal heilige status. (Dries proefde het gastronomische aspect, en het beviel hem.) Met die dingetjes gaan ze dan de heuvel op, door de inca-treden te beklimmen, wat dus betekende dat Dries alweer op zn dode gemak en sneller de top bereikte dan ik. En terwijl je naar boven klimt zitten er handelaars eten te verkopen, of miniatuurdingetjes, en zitten er ook mensen die de toekomst voorspellen via zilverpapier dat je in kokend water moet smijten, of via cocabladeren, of via koffiedik of via parkieten die een briefje trekken. Er zijn ook sjamanen die je miniatuurdingetjes ceremonieel inzegenen. En dan, aan de top, heb je een heel mooi zicht op het titicacameer, maar daarvoor gaan de Bolivianen en Peruvianen natuurlijk niet naar boven. Bovenaan verschijnt dan La Virgen, Maria, en om die aan te raken staan ze in een lange lange reke van ier tot aan de euh trappen. De bedoeling is dan daarna om dat minihuisje, dat miniautootje, dat miniwinkeltje of wat je ook gekocht hebt, een jaar lang weg te steken zodat je dat bekomt.

Ziezo, dit is wat ons het meest opviel en beviel aan het titicacameer. We zullen nu en dan eens over een ander Boliviaans thema vertellen. Dat lijkt ons interessanter dan gewoon onze dagen te beschrijven. 

Tot nog eens!